Vraag: "Is Jezus de Zoon van God? Hoe kon Allah, die één is, een Zoon hebben?"
Antwoord:
Omdat Hij van God komt, wordt Jezus de Zoon van God genoemd. Jezus is één met Zijn vader in Zijn Godheid, maar is toch een afzonderlijk persoon in de Drie-eenheid.
Eén God, één Heer
Moslims, Christenen en Joden zijn allemaal monotheïsten en zijn het er dus allemaal over eens dat er maar één ware God is. Jezus zelf verdedigde het monotheïsme. Toen Hij naar het grootste gebod werd gevraagd, antwoordde Jezus: “.De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” (Marcus 12:29-30).
De apostel Paulus, leider van de vroege kerk, onderwees eveneens het monotheïsme: “Wij weten... dat er maar één God is... wij weten: er is één God, de Vader, uit wie alles is ontstaan en voor wie wij zijn bestemd, en één Heer, Jezus Christus, door wie alles bestaat en door wie wij leven.” (1 Korintiërs 8:4-6)
Als volgelingen van Jezus gaven de vroege Christenen er de voorkeur aan om de titel “God” te gebruiken voor Degene die Jezus “mijn Vader en jullie Vader” noemde (Johannes 20:17) en de titel “Heer” voor Jezus. Deze titel geeft aan dat Jezus zowel Meester als God is.
De Zoon van God
Alleen Christenen geloven dat Jezus de Zoon van God is. Maak je geen zorgen: de Bijbel (die door de Koran in Soera 4:136 wordt geprezen) onderwijst niet dat er een ouderlijke relatie bestaat tussen God en Maria. Dat idee is voor Christenen net zozeer heiligschennis als voor Moslims. Nee, het concept van Christus als Gods Zoon is een uitdrukking van de relatie tussen de twee en hun gedeelde Goddelijke aard. Bij de geboorte van Isa zei de engel tegen Maria:
“‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’’. . . Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.’” (Lucas 1:28-35).
In het verleden had God via Zijn profeten tot de mens gesproken, maar nu stuurde Hij Iemand vanuit Zichzelf:
"Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de voorouders gesproken door de profeten, maar nu de tijd ten einde loopt heeft hij tot ons gesproken door zijn Zoon, die hij heeft aangewezen als enig erfgenaam en door wie hij de wereld heeft geschapen. In hem schittert Gods luister, hij is zijn evenbeeld, hij schraagt de schepping met zijn machtig woord; hij heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit." (Hebreeën 1:1-3)
Deze Jezus, die kwam om ons een “reiniging van de zonden” te bieden, is in wezen precies hetzelfde als God, maar is als Zijn Zoon toch een afzonderlijk Persoon. Hij was het instrument waarmee God het universum schiep (Johannes 1). Jezus deelt de aard van God en is in Zijn Godheid één met Zijn Vader.
De leer dat Jezus Gods Zoon is, is moeilijk te begrijpen, maar wordt toch duidelijk door het Woord van God onderwezen. Wie zijn wij om God te beperken tot wat wij kunnen begrijpen? God heeft Zichzelf geopenbaard als één God die Zich in drie Personen manifesteert: de Vader, de Zoon en de Geest.
Het getuigenis van de mens dat Jezus God is
Is Jezus werkelijk Gods Zoon? De menselijke getuigen van Zijn wonderen, Zijn onderricht, Zijn dood en Zijn opstanding geloofden dat Hij God was. Zij getuigden hiervan: “En we hebben zelf gezien waarvan we nu getuigen: dat de Vader zijn Zoon gezonden heeft als redder van de wereld. Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God.” (1 Johannes 4:14-15)
Volgelingen van Jezus getuigden hiervan nadat Jezus een storm tot bedaren bracht: “Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen. In de boot bogen de anderen zich voor hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’” (Matteüs 14:32-33)
Petrus, een discipel van Jezus, getuigde: “Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ Toen vroeg hij hun: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel.’” (Matteüs 16:13-17).
Een vrouw getuigde als volgt: “Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ ‘Ja Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat u de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’" (Johannes 11:25-27)
Een legerofficier en de soldaten die Jezus aan het kruis sloegen getuigden eveneens: “Toen de centurio en degenen die met hem Jezus bewaakten de aardbeving voelden en merkten wat er gebeurde, werden ze door een hevige angst overvallen en zeiden: ‘Hij was werkelijk Gods Zoon!’” (Matteüs 27:54)
Tomas getuigde hiervan, nadat Jezus door God uit de dood werd opgewekt: “Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.” (Johannes 20:24-31)
Jezus’ eigen getuigenis
Toen sommige Joden plannen beraamden om Jezus te doden, getuigde Hij: “Vanaf dat moment probeerden de Joden hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat ondermijnde, maar bovendien God zijn eigen Vader noemde, en zichzelf zo aan God gelijkstelde. Jezus reageerde hierop met de volgende woorden: ‘Waarachtig, ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen, hij kan alleen doen wat hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. De Vader heeft de Zoon immers lief en laat hem alles zien wat hij doet. Hij zal hem nog grotere dingen laten zien, u zult verbaasd staan! Want zoals de Vader doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie hij wil. De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd. Dan zal iedereen de Zoon eer betuigen zoals men de Vader eert. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die hem gezonden heeft. Waarachtig, ik verzeker u: wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven.’” (Johannes 5:18-24)
Tijdens Zijn berechting getuigde Jezus: “Toen vroeg de hogepriester hem: ‘Bent u de messias, de Zoon van de Gezegende?’ Jezus zei: ‘Dat ben ik, en u zult de Mensenzoon aan de rechterhand van de Machtige zien zitten en hem zien komen op de wolken van de hemel.’’" (Marcus 14:61-62)
Het getuigenis van God de Vader
God getuigde toen Jezus gedoopt werd: "Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde." (Matteüs 3:17; zie ook Lucas 9:35)
Gods getuigenis is waarheid: “Als we het getuigenis van mensen aannemen, zullen we zeker het getuigenis van God aannemen, dat zoveel meer gezag heeft, want het is het getuigenis dat God over zijn Zoon gegeven heeft. Wie in de Zoon van God gelooft, draagt het getuigenis in zich. Wie God niet gelooft, maakt hem tot leugenaar, omdat hij geen geloof hecht aan het getuigenis dat God over zijn Zoon gegeven heeft. Dit getuigenis luidt: God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven. Wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. Dit alles schrijf ik u omdat u moet weten dat u eeuwig leven hebt, u die gelooft in de naam van de Zoon van God.” (1 Johannes 5:9-13)
Religie versus relatie
Hoewel de mensheid uit vele rassen en volken bestaat, en hoewel er veel verschillende talen worden gesproken en veel verschillende religies worden gevolgd, delen we toch met zijn allen een gemeenschappelijke behoefte. Onze grootste behoefte is de een persoonlijke kennis van onze Schepper. Als kennis over Hem afhankelijk zou zijn van de naspeuringen en waarnemingen van de mens, dan zou het essentieel zijn om de antwoorden te vinden op vragen als: “Als God één is, hoe kan Jezus dan Zijn Zoon zijn?” Maar omdat kennis over God afhankelijk is van Zijn openbaring van Zichzelf, is het geloof in Zijn openbaring belangrijker dan de antwoorden op al onze moeilijke vragen. En die openbaring kan gevonden worden in Zijn Woord, de Bijbel. Volgens de Bijbel is “geloof” het vertrouwen dat Gods openbaring waar is en het gehoorzamen van die waarheid.
Wanneer we sterven, zullen er nog veel moeilijke vragen onbeantwoord zijn. Maar we moeten niet sterven zonder persoonlijk te reageren op Gods belofte van de redding door Zijn Zoon. Voordat Jezus in de gedaante van een mens naar de aarde kwam, was Hij bij God de Vader. God stuurde Zijn Zoon om uit een maagd geboren te worden. Als God in een mensenlichaam leefde Jezus een perfect leven.
Hij verdiende de straf voor de zonde niet. Die straf is een afscheiding van God: de dood. Maar door aan het kruis te sterven en weer uit de dood op te staan betaalde Hij de prijs voor alle zonden en verbrak Hij de heerschappij van de zonde over de mensen die in Hem en Zijn werk op het kruis geloven.
God roept zondaars op om zich van hun eigen wegen af te keren en om zich berouwvol en in geloof tot de levende Heer Jezus te wenden. "Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden. Over wie in hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon." (Johannes 3:16-18)
Geloof vandaag in Gods Zoon; vertrouw erop dat Jezus jou van de straf en de macht van de zonde zal redden en jou een eeuwig leven in de hemel zal geven.