Antwoord:
Abraham had God tijdens zijn leven met Hem al vaak gehoorzaamd, maar geen enkele proef had zwaarder kunnen zijn dan de proef in Genesis 22. God gebood hem: “Ga met Isaak, uw zoon, uw enige, die u liefhebt, naar het land van de Moria, en draag hem daar, op de berg die Ik u zal aanwijzen, als brandoffer op’” (Genesis 22:2). Dit was een verbazingwekkende opdracht omdat Isaak de zoon van de belofte was. Hoe zou Abraham hierop reageren? Met onmiddellijke gehoorzaamheid: de volgende dag ging Abraham 's morgens vroeg op reis met twee dienaren, een ezel en zijn geliefde zoon Isaak, met brandhout voor het offer. Zijn absolute gehoorzaamheid aan Gods verwarrende gebod gaf God de eer die Hij verdient en is een voorbeeld voor de manier waarop wij God kunnen verheerlijken. Wanneer wij Hem gehoorzamen zoals Abraham deed en erop vertrouwen dat Gods plan het best mogelijke scenario is, dan roemen wij Zijn eigenschappen en prijzen wij Hem. Abrahams gehoorzaamheid aan dit verpletterende gebod verheerlijkte Gods oppermachtige liefde, Zijn betrouwbaarheid en Zijn goedheid, en gaf ons een voorbeeld dat wij kunnen volgen. Zijn geloof in de God die hij had leren kennen en liefhebben plaatsten Abraham in het pantheon van geloofshelden in Hebreeën 11.
God gebruikte Abrahams geloof als een voorbeeld, om allen die na hem zouden komen te laten zien dat geloof de enige manier is om gered te worden. In Genesis 15:6 staat: “Abram heeft de HEER geloofd en dat geloof is hem aangerekend als gerechtigheid.” Deze waarheid is de basis van het Christelijke geloof, zoals herhaald wordt in Romeinen 4:3 en Jakobus 2:23. De rechtschapenheid die Abraham werd aangerekend is dezelfde rechtschapenheid die ons wordt aangerekend wanneer wij in geloof het offer aanvaarden dat God voor onze zonden heeft gebracht – Jezus Christus. “Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods gerechtigheid zouden worden” (2 Korintiërs 5:21).
Het Oudtestamentische verhaal van Abraham is de basis van de Nieuwtestamentische verzoeningsleer; het offer dat de Heer Jezus aan het kruis bracht voor de zonden van de mensheid. Jezus zei vele eeuwen later: “En wat uw vader Abraham betreft: hij verheugde zich erop dat hij mijn dag zou zien, en toen hij die zag was hij vol vreugde” (Johannes 8:56). Hier volgen enkele parallellen tussen de twee Bijbelse verslagen:
• “Ga met Isaak, uw zoon, uw enige, die U liefhebt...” (vers 2); “Zoveel immers heeft God van de wereld gehouden, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft geschonken...” (John 3:16).
• “Ga... naar het land van de Moria...”(vers 2); vermoedelijk is dit het gebied waar vele jaren later de stad Jeruzalem werd gebouwd, waar Jezus buiten de stadsmuren werd gekruisigd (Hebreeën 13:12).
• “Draag hem daar als brandoffer op...” (vers2); “...namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften...” (1 Korintiërs 15:3).
• “Daarop liet Abraham zijn zoon Isaak het hout voor het brandoffer dragen...” (vers 6); Jezus “droeg zelf het kruis...” (Johannes 19:17).
• “...maar waar is het offerdier?” (vers 7); Johannes zei: “Daar is het lam van God... degene die de zonde van de wereld wegneemt” (Johannes 1:29).
• Isaak, de zoon, gehoorzaamde zijn vader en werd een gewillig offer (vers 9); Jezus bad: “Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt” (Matteüs 26:39).
• Opstanding – Isaak figuurlijk en Jezus in werkelijkheid: “Door het geloof heeft Abraham, toen hij op de proef gesteld werd, Isaak ten offer gebracht. Hij stond op het punt om zijn enige zoon te offeren, en dat terwijl hij de beloften had ontvangen en tegen hem gezegd was: Zij die van Isaak afstammen, zullen gelden als uw nageslacht. Want hij was ervan overtuigd dat God zelfs de macht heeft om doden tot leven te wekken; daarom heeft hij zijn zoon ook teruggekregen, bij wijze van voorafbeelding” (Hebreeën 11:17-19); Jezus: “...dat Hij begraven is, en opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften” (1 Korintiërs 15:4).