Antwoord:
De doctrine van apostolische opvolging is het geloof dat de twaalf apostelen hun gezag aan hun opvolgers overdroegen, die hun apostolische gezag vervolgens weer aan hun opvolgers overdroegen, en dat dit tot op de dag van vandaag zo zou zijn doorgegaan. De Rooms-katholieke Kerk ziet Petrus als de leider van de apostelen, met het hoogste gezag, en daarom zouden zijn opvolgers eveneens het hoogste gezag dragen. De Rooms-katholieke Kerk combineert dit geloof met het idee dat Petrus later de eerste bisschop van Rome werd, en dat de Roomse bisschoppen die Petrus opvolgden door de vroege kerk als het centrale gezag over alle kerken werden aanvaard. Apostolische opvolging, in combinatie met de oppermacht van Petrus onder de apostelen, resulteert in het idee dat de Roomse bisschop het oppermachtige gezag van de Katholieke Kerk is: de Paus.
Maar nergens in de Schrift wordt het idee van “apostolische opvolgers” geopperd: niet door Jezus, en ook niet door de apostelen of enige andere schrijver van het Nieuwe Testament. Daarnaast wordt Petrus niet voorgesteld als ware hij “oppermachtig” over de andere apostelen. De Apostel Paulus berispte Petrus zelfs toen Petrus anderen van het juiste pad afleidde (Galaten 2:11-14). Jazeker, de Apostel Petrus speelde een prominente rol. Jazeker, het is mogelijk dat de Apostel Petrus de leider van de apostelen was (hoewel het boek Handelingen vastlegt hoe ook de Apostelen Paulus en Jakobus, de broer van Jezus, een vooraanstaande, leidende rol speelden). Wat het geval ook mag zijn geweest, Petrus was niet de “bevelhebber” of het hoogste gezag over de andere apostelen. Zelfs als apostolische opvolging door middel van de Schrift kon worden aangetoond, wat niet het geval is, dan zou dit nog steeds niet leiden tot een absolute oppermacht van de opvolgers van Petrus over de opvolgers van de andere apostelen.
Katholieken wijzen op het feit dat Mattias in hoofdstuk 1 van het boek Handelingen werd gekozen om Judas als 12e apostel op te volgen. Zij beweren dat dit een voorbeeld was van apostolische opvolging. Hoewel Mattias inderdaad Judas als een apostel “opvolgde”, is dit in geen enkel opzicht een argument voor een voortgaande apostolische opvolging. De keuze om Judas door Mattias te vervangen is alleen een argument voor het feit dat de kerk goddeloze en trouweloze leiders (zoals Judas) vervangt door Godvruchtige en trouwe leiders (zoals Mattias). Nergens in het Nieuwe Testament wordt vastgelegd dat ook maar een enkele van de twaalf apostelen zijn apostolische gezag aan een opvolger overdraagt. Nergens voorspellen de apostelen dat zij hun apostolische gezag zullen overdragen. Nee, Jezus zegende de apostelen om de fundering voor de kerk te leggen (Efeziërs 2:20). Wat is de fundering van de kerk die door de apostelen werd gelegd? Het Nieuwe Testament; het verslag van de handelingen en het onderricht van de apostelen. De kerk heeft geen apostolische opvolgers nodig. De kerk heeft er alleen maar behoefte aan dat de leer van de apostelen nauwkeurig is vastgelegd en nauwkeurig wordt behouden. En dat is precies waarin God in Zijn Woord heeft voorzien (Efeziërs 1:13; Kolossenzen 1:5; 2 Timoteüs 2:15; 4:2).
Kortom: apostolische opvolging is niet Bijbels. Het concept van apostolische opvolging is nergens in de Schrift te vinden. Wat wel in de Schrift staat is dat de ware kerk zal onderwijzen wat de Schriftteksten onderwijzen en alle doctrines en gebruiken met de Schrift zal vergelijken om zo te bepalen wat correct en juist is. De Rooms-katholieke Kerk beweert dat een gebrek aan voortgaande apostolische autoriteit leidt tot doctrinaire verwarring en chaos. Het is een ongelukkige waarheid (die door de apostelen werd erkend) dat valse leermeesters zouden verschijnen (2 Petrus 2:1). We geven toe dat een gebrek aan “overkoepelend/hoogste gezag” onder niet-katholieke kerken tot veel verschillende interpretaties leidt. Maar deze verschillende interpretaties zijn niet het gevolg van enige onduidelijkheid in de Schrift. In plaats daarvan zijn zij het gevolg van het feit dat zelfs niet-katholieke Christenen de Katholieke traditie voortzetten waarin de Schrift naar hun eigen tradities wordt geïnterpreteerd. Als de Schriftteksten in hun volledigheid en in hun juiste context worden bestudeerd, dan kan de waarheid met gemak worden vastgesteld. Doctrinaire verschillen en conflicten tussen verschillende kerkgenootschappen zijn het gevolg van het feit dat sommige Christenen weigeren om het eens te zijn met wat de Schrift zegt en niet een gevolg van het feit dat er geen “oppermachtig gezag” bestaat dat de Schrift uitlegt.
Overeenstemming met het onderricht van de Schrift, en niet apostolische opvolging, is de bepalende factor voor de waarheid van de kerk. Wat in de Schrift wordt gesteld, is dat het Woord van God de gids moet zijn die de kerk hoort te volgen (Handelingen 20:32). De Schrift moet de onfeilbare maatstaf zijn voor onderricht en praktijk (2 Timoteüs 3:16-17). Leerstellingen moeten met de Schrift worden vergeleken (Handelingen 17:10-12). Apostolisch gezag werd door middel van de geschriften van de apostelen overgeleverd, niet door middel van apostolische opvolging.