Vraag: "Hebben Christenen het gezag om engelen iets te bevelen?"
Antwoord:
Tegenwoordig zijn mensen gefascineerd door het begrip en de studie van engelen, “engelogie" genaamd. Afbeeldingen van engelen vind je overal: variërend van sieraden en Kerstversieringen tot in films en televisieprogramma’s. Veel Christenen denken dat ze ook het gezag hebben om engelen op te dragen om iets voor hen te doen, terwijl anderen geloven dat zij engelen (en zelfs demonen en duivels) kunnen commanderen in de naam van Jezus.
In de Schrift staan geen voorbeelden van mensen die engelen bevelen konden geven, hetzij in hun eigen naam of in de naam van Jezus. Er zijn geen teksten waarin de mens het werk van de engelen kan leiden. We weten dat zij wezens van een hogere rangorde zijn, omdat Jezus Zichzelf “lagen dan de engelen” moest plaatsen om als een mens geboren te kunnen worden en te lijden (Hebreeën 2:7-9; Psalm 8:5-6. In vers 6 van de Statenvertaling staat: “…en hebt Hem een weinig minder gemaakt dan de engelen…”).
De leer dat gelovigen macht hebben over engelen is onjuist. De volgende Bijbelse principes laten zien dat engelen niet gehoorzamen aan de bevelen van mensen:
• Mozes sprak over de tijd dat de kinderen van Israël naar de HEER uitriepen en “Hij hoorde ons hulpgeroep; Hij heeft ons een engel gezonden en ons uit Egypte weggeleid” (Numeri 20:16). Het is niet zo dat de Israëlieten een engel commandeerden om naar hen toe te komen. Zij legden hun vraag neer bij God, op Wiens bevel de engelen functioneren.
• Sadrach, Mesach en Abednego weigerden om zich neer te buigen voor het beeld van Nebukadnessar (Daniël 3:17-18). In Zijn barmhartigheid heeft God “Zijn engel (..) gezonden en Zijn dienaren gered!” (Daniël 3:28). De drie Hebreeërs riepen Gods engel niet naar zich toe; God zond hem. Later zond God “Zijn engel” om Daniël te beschermen tegen de leeuwenmuilen in de kuil (Daniël 6:22).
• De kerkgemeente van Jeruzalem bad voor Petrus toen hij in de gevangenis zat (Handelingen 12:5). Toen Petrus bevrijd werd, verklaarde hij: “Nu weet ik zeker dat de Heer Zijn engel heeft gezonden om me uit de handen van Herodes te bevrijden en me te behoeden voor wat het Joodse volk hoopte dat gebeuren zou” (Handelingen 12:11). De Christenen die voor Petrus baden waren zo verbaasd dat ze hem bijna niet binnenlieten toen hij bij hen aan de deur kwam. Zij hadden zeker geen engel bevolen om hem te redden.
Engelen worden Gods “heilige engelen” genoemd, zij doen Zijn werk, niet dat van ons (Matteüs 25:31; Openbaring 14:10).