Vraag: "Is het priesterschap van alle gelovigen Bijbels?"
Antwoord:
De belangrijkste passage over het priesterschap van alle gelovigen luidt als volgt: “Laat u als levende stenen opbouwen tot een geestelijke tempel, tot een heilig priesterschap dat geestelijke offers opdraagt, die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus... Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk dat zijn bijzonder eigendom werd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderlijk licht." (1 Petrus 2:5-9)
Priesters in de tijd van Oude Testament werden door God gekozen, niet door mensen aangesteld, en zij werden met een doel gekozen: om God met hun levens te dienen door offergaven aan te bieden. Het priesterschap diende als een voorstelling van de nog komende bediening van Jezus Christus… een symbolisatie die niet meer nodig was nadat Zijn offergave aan het kruis was volbracht. Toen het dikke voorhangsel, dat de deur naar het Allerheiligste bedekte, door God in tweeën werd gescheurd op het moment dat Jezus stierf (Matteüs 27:51), gaf God hiermee aan dat het Oudtestamentische priesterschap niet meer nodig was. Nu konden mensen God rechtstreeks benaderen via de verheven Hogepriester, Jezus Christus (Hebreeën 4:14-16). Er zijn nu geen aardse middelaars meer nodig tussen God en mens, zoals ze in de vorm van het priesterschap in het Oude Testament bestonden (1 Timoteüs 2:5).
Christus, onze Hogepriester, heeft dit éne enkele offer voor de zonde voor eens en altijd gebracht (Hebreeën 10:12). Er is geen enkel ander offer dat nog voor de zonden kan worden aangeboden (Hebreeën 10:26). Maar net zoals priesters ooit andere soorten offers in de tempel aan God aanboden, zo is uit 1 Petrus 2:5,9 ook duidelijk dat God de Christenen uitgekozen heeft om “geestelijke offers op te dragen, die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus”. 1 Petrus 2:5-9 behandelt twee aspecten van het priesterschap van de gelovige. Het eerste is dat gelovigen bevoorrecht zijn. Het was een privilege om door God tot priester te worden gekozen. Alle gelovigen zijn door God gekozen: een “uitverkoren geslacht… zijn bijzonder eigendom” (vers 9). In de tabernakel en de tempel van het Oude Testament waren plaatsen waar alleen de priesters mochten binnentreden. Alleen de hogepriester mocht het Allerheiligste binnen gaan, dat zich achter een dik voorhangsel bevond, en hij mocht dat slechts één keer per jaar doen op de Grote Verzoendag. Op deze dag bracht hij een offer voor de zonden van het hele volk. Maar zoals we eerder al zeiden hebben alle gelovigen nu door Jezus Christus, onze verheven Hogepriester, rechtstreeks toegang tot de troon van God, vanwege Zijn dood aan het kruis op Golgotha (Hebreeën 4:14-16). Wat een voorrecht om rechtstreeks toegang te hebben tot de troon van God Zelf, zonder dat wij hier een aardse priester voor nodig hebben! Wanneer Christus zal terugkeren en het Nieuwe Jeruzalem naar de aarde zal komen (Openbaring 21), zullen gelovigen oog in oog met God staan en Hem daar dienen (Openbaring 22:3-4). Nogmaals, wat een voorrecht, zeker voor ons: “vroeger geen volk”... “van genade verstoken”… bestemd voor de ondergang vanwege onze zonden.
Het tweede aspect van het priesterschap van de gelovige is dat wij met een doel zijn uitgekozen: om geestelijke offergaven aan te bieden (zie Hebreeën 13:15-16 bijvoorbeeld) en om Hem te prijzen en te verkondigen, Degene die ons uit vanuit de duisternis naar Zijn wonderbaarlijke licht heeft geleid. Dus zowel in woord (1 Petrus 2:9; 3:15) als in daad (1 Petrus 2:5; Titus 2:11-14; Efeziërs 2:10) is ons doel het dienen van God. Net zoals het lichaam van de gelovige de tempel van de Heilige Geest is (1 Korintiërs 6:19-20), zo heeft God ons opgeroepen om Hem vanuit ons hart te dienen door allereerst onze levens als levende offergaven aan te bieden (Romeinen 12:1-2). Op een dag zullen wij God in de eeuwigheid dienen (Openbaring 22:3-4), maar niet in een tempel, “want God, de Heer, de Albeheerser, is haar tempel, evenals het lam” (Openbaring 21:22). Net zoals het Oudtestamentische priesterschap vrij moest zijn van alle vervuiling, wat gesymboliseerd werd door ceremoniële “reinheid”, zo heeft Christus ons op een positionele manier voor de Vader heilig gemaakt. Hij roept ons op tot het leiden van heilige levens, zodat ook wij een “heilig priesterschap” kunnen zijn (1 Petrus 2:5).
Samengevat: gelovigen worden een “koninklijk geslacht van priesters” en een “koninklijk priesterschap” genoemd. Dat weerspiegelt hun bevoorrechte status als erfgenamen van het koninkrijk van de Almachtige God en het Lam. Vanwege deze bevoorrechte nabijheid tot God is er geen aardse middelaar nodig. Daarnaast worden gelovigen priesters genoemd omdat hun verlossing niet slechts een soort “brandverzekering” is, een ontsnapping uit de hel. Nee, gelovigen zijn door God geroepen om Hem te dienen door geestelijke offergaven aan te bieden, dat wil zeggen door een volk te zijn dat ijverig naar goede daden streeft. Als priesters van de levende God moeten wij allemaal die Ene prijzen die ons het grootse geschenk van het offer van Zijn Zoon heeft gegeven, als onze plaatsvervanger, en als reactie op dat geschenk moeten wij deze geweldige genade met anderen delen.