Antwoord:
De Tien Geboden zijn tien wetten in de Bijbel die God vlak na de uittocht uit Egypte aan het volk Israλl gaf. De Tien Geboden zijn in essentie een samenvatting van de meer dan 600 geboden die in de Wet van het Oude Testament staan. De eerste vier geboden hebben betrekking op onze relatie met God. De daaropvolgende zes geboden gaan over onze relatie met elkaar. De Tien Geboden zijn in de Bijbel in Exodus 20:1-17 en Deuteronomium 5:6-21 vastgelegd en bestaan uit de volgende geboden:
U zult geen andere goden hebben ten koste van Mij. Dit gebod is tegen de verering van andere goden dan de ene ware God. Alle andere goden zijn valse goden.
U zult geen beelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde. Buig u niet voor hen neer en bewijs hun geen goddelijke eer, want Ik, de HEER uw God, Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen, tot de derde en vierde generatie. Maar voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden ben Ik een God die goedheid bewijst tot aan de duizendste generatie. Dit gebod is tegen de vervaardiging van afbeeldingen (of afgoden), dat wil zeggen zichtbare voorstellingen van God. Wij kunnen geen enkele afbeelding vervaardigen die God nauwkeurig zou kunnen voorstellen. Het vervaardigen van een dergelijke voorstelling van God is hetzelfde als de aanbidding van een valse god.
U zult de naam van de HEER uw God niet lichtvaardig gebruiken, want de HEER laat degenen die zijn naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft. Dit is een gebod tegen het ijdel gebruik van de naam van de Heer. We moeten de naam van de Heer niet lichtvaardig behandelen. We dienen God te hoogachten door Hem alleen op respectvolle en eerbiedwaardige manieren te noemen.
Denk aan de sabbat; die moet voor u heilig zijn. Zes dagen kunt u werken en alle arbeid verrichten. Maar de zevende dag is de sabbat voor de HEER uw God. Dan zult u geen enkele arbeid verrichten: uzelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet, evenmin als de vreemdeling die bij u woont. Want in zes dagen heeft de HEER de hemel, de aarde en de zee en al wat ze bevatten gemaakt. Maar de zevende dag heeft Hij gerust en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt. Dit is een gebod om de Sabbat (de zaterdag, de laatste dag van de week) als een bijzondere rustdag te behandelen, een dag die aan de Heer is gewijd.
Eer uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven op de grond die de HEER uw God u schenkt. Dit gebod vertelt ons om onze ouders altijd met respect en waardigheid te behandelen.
U zult niet doden. Dit is een gebod tegen moord met voorbedachte rade.
U zult geen echtbreuk plegen. Dit is een gebod tegen seksuele relaties met iemand anders dan je huwelijkspartner.
U zult niet stelen. Dit is een gebod tegen de toe-eigening van het bezit van anderen zonder hun toestemming.
U zult niet vals getuigen tegen uw naaste. Dit is een gebod tegen het afleggen van een onwaar getuigenis over een ander mens. Het is in wezen een gebod tegen liegen.
U zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; u zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort. Dit is een gebod tegen het begeren van het bezit van een ander. Een dergelijke begeerte kan leiden tot een overtreding van een van de eerder genoemde geboden: moord, overspel en diefstal. Als het verkeerd is om een bepaald iets te doen, dan is het ook verkeerd om ernaar te verlangen.