Antwoord:
De vraag wat er na de dood gebeurt kan verwarrend zijn. De Bijbel is niet helemaal duidelijk over wanneer iemand zijn of haar eeuwige bestemming zal bereiken. De Bijbel vertelt ons dat een mens na zijn overlijden naar de hemel of de hel wordt gevoerd, afhankelijk van zijn aanvaarding of afwijzing van Christus als zijn Redder. Voor gelovigen betekent het leven na de dood een bestaan buiten het lichaam en een samenzijn met de Heer (2 Korintiërs 5:6-8; Filippenzen 1:23). Voor ongelovigen zal er na de dood een eeuwige straf in de hel plaatsvinden (Lucas 16:22-23).
Op dit punt kunnen de gebeurtenissen na de dood verwarrend raken. Openbaring 20:11-15 beschrijft hoe alle mensen in de hel in de vuurpoel worden gegooid. Hoofdstukken 21 en 22 van het boek Openbaring beschrijven een Nieuwe Hemel en een Nieuwe Aarde. Daarom lijkt het zo te zijn dat een mens na zijn dood in een “tijdelijke” hemel of hel verblijft tot het moment van de uiteindelijke opstanding. Zijn eeuwige bestemming zal niet veranderen, maar de precieze “locatie” van die eeuwige bestemming zal dan wel veranderen. Op een bepaald moment na de dood zullen gelovigen naar de Nieuwe Hemel en de Nieuwe Aarde worden gestuurd (Openbaring 21:1). En op een bepaald moment na de dood zullen ongelovigen in de vuurpoel worden geworpen (Openbaring 20:11-15). Dit zijn de uiteindelijke, eeuwige bestemmingen voor alle mensen, volledig gebaseerd op de vraag of iemand wel of niet alleen op Christus heeft vertrouwd voor de verlossing van zijn zonden.